De koude cyclus in het atelier van Anita Mandemaker
05 april 2018De koude cyclus in het atelier van Anita Mandemaker
Soms komt een werk voort uit een mislukking. Een poos geleden maakte ik een huis als een maquette van ongeveer 40×40 cm. Uit dit huis staken benen, grote, lange benen in verhouding tot het huis. Ik was er ontevreden over. De boodschap kwam niet over. Soms blijft iets in je hoofd zitten en komt het veel later toch weer terug. Je broedt op een plan en als het moment daar is dan duikel je het op. Ik maakte weer benen, ze staken opnieuw uit een huis. Weer was ik ontevreden. Ik haalde de benen van het huis af en een poosje lagen ze op een grote afvalhoop in mijn atelier. Toen ging ik nog eens puzzelen maar nu alleen met de benen en plotseling was het werk gelukt.
Het werk heet Kruispunt en ik ben heel tevreden. Vaak is dit proces nodig om tot iets goeds te komen. Als iets te snel lukt, zie je dat vaak. Dan was de weg ernaartoe te makkelijk.
Dit werk is ontstaan uit een associatie met een beeld van Louise Bourgeois (1911-2010). Zij maakte een beeld met hele grote fallussen. Het bleef in mijn hoofd. Ik dacht aan hoe het zou zijn als een persoon al lezend, teruggetrokken in een goed boek, omringd zou zijn door grote piemels. Piemels die een landschap vormen in de achtergrond. Dit werk tekende ik op een stuk hardboard en ik zaagde het met de figuurzaag uit als een puzzel. Het kwam veel sneller en makkelijker tot stand. Ik maakte het in één keer en toen was het ook goed. Het kan dus wel, in één keer goed. Dit werk heeft iets verfijnds.
Het werk met de deur is veel grover. Onafgewerkter. Ik maakte allereerst de deurklink. Daaromheen kwam de deur. Ik heb nu eenmaal veel met voorwerpen. Het praktische ervan is fijn en bij een deur is het ook nog zo dat er een andere kant is. In dit geval de blinde muur. Eerst was er om de deur heen een entourage. Zo zat er een lezende man voor de deur in een fauteuil. Ik keek er een tijd naar en kwam erachter dat die man weg moest. De man werd gedemonteerd. Nu was de fauteuil nog over. Mijn zus kwam op bezoek en keek rond in mijn atelier. Ze merkte op ‘’Mooi die deur maar waarom staat die fauteuil daar?’’. De fauteuil ging op de grote hoop. Nu was het werk bijna klaar. Ik had de deur als een vlak geschilderd. Er was nog iets dat wrong. Ik schilderde boven en onder donkere driehoeken. Nu is het werk voltooid.
Ten slotte. Ik zat op een avond naar een documentaire te kijken. De film beschreef de levenscyclus van een poolrupsje. Onder extreme omstandigheden hing de rups vijf jaar onder een ijskoude rots. Als het warmer werd kwam het naar beneden om daar in een periode van drie maanden zichzelf rond te eten. Na die vijf jaren veranderde de rups in een pop en op een dag kwam er een vlinder uit met een relatief korte levensduur. Als alles goed verliep vond er de bevruchting plaats en legde de vlinder een ei waaruit dan weer een rupsje kroop. Dit vrijwel solitaire bestaan kwam op mij over als iets wat een grote zinloosheid in zich draagt. Die extreme weersomstandigheden, die stadia die alsmaar in elkaar overgaan. Ik dacht aan mezelf in mijn atelier en voelde overeenkomst. Toen ik op een dag in de puinhoop een geel fragment vond van een eerder werk, bouwde ik eromheen een bovenkant en een onderkant. Pas achteraf herkende ik de rups erin. Het werk is zo goed als abstract maar als ik ernaar kijk zie ik de poolrups ingeklemd tussen de rots en de besneeuwde bodem.
Tekst, Inge Beeftink